Schrijven was van jongs af aan voor mij een favoriete bezigheid. In mijn middelbareschooltijd schreef ik gedichten en korte verhalen, tijdens mijn studie publiceerde ik artikelen over maatschappij en kunst en in het bijzonder over jazz.
Al dan niet qualitate qua bleef schrijven een belangrijk deel van mijn bezigheden: redactiewerk voor juridische uitgaven (Kluwers ‘Recht en Praktijk’, bijdragen aan losbladige uitgaven als ‘De Commissaris’, Van der Wolks Handboek ‘De Directeur’) en publicaties in uiteenlopende vakbladen en publiekstijdschriften over management, mode, oldtimers en jazz.
In 1997 begon ik een dagelijkse column op de website van het NCD, Nederlands Centrum van Directeuren en Commissarissen. Terugkijkend was ik daarmee ‘blogger’ voordat het woord überhaupt bestond. De eerste honderd bijdragen zijn in boekvorm uitgebracht onder de naam ‘Honderd bespiegelingen vanaf de elektronische snelweg’. Aan verschillende websites bleef ik sindsdien bijdragen leveren, meest recentelijk nog als recensent voor ‘Jazzpodium De Tor’ in Enschede.
Na beëindiging van mijn professionele karweien ontstond er meer ruimte om me, zonder verdere last of ruggespraak, aan het schrijven te wijden. Na het kloeke boek ‘Kermis vieren is een bilslag waard’ (2020), waarin ik mij afvraag hoe het in mijn leven zo allemaal gekomen is, ben ik mij gaan richten op fictie. Zomer ‘21 verscheen ‘Het meisje met de paardenstaart’. Een volgende roman is in voorbereiding.