Skip to content

#68 een rijstebrij van tekens

9 september 2024
Weer een ‘week van iets’, nu, van 8 tot 15 september de week van ‘Lezen en schrijven’. De opdracht: maak de samenleving toegankelijker voor mensen die niet genoeg kunnen lezen, schrijven of rekenen om goed mee te komen in het dagelijks leven. Dat valt te lezen op de website van Stichting Lezen en Schrijven, zoals zij zelf zegt, dé specialist op gebied van laaggeletterdheid in Nederland.

Als je daar over nadenkt, een taal onvoldoende beheersen, niet kunnen lezen, of schrijven, moet dat toch een verschrikkelijke beperking zijn. Als woorden en letters een ontoegankelijke rijstebrij van tekens zijn. Je minder goed kunnen oriënteren, niet zelfstandig op zoek kunnen naar antwoorden of überhaupt je al niet bewust zijn dat er iets te zoeken valt, maakt je wereld kleiner, beperkt je kansen en mogelijkheden. Twee, drie weken in China rondlopen is leuk en het is elke keer uitdagend om wat basale communicatie tot een goed eind te brengen, je ontwikkelt er zelfs de nodige handigheid in. Maar je omgeving blijft toch afgeschermd door wat je niet kan verstaan en lezen. Thuis gaat de wereld weer open, al zou je soms willen daaruit nog even weg te blijven.
Het moet erg zijn als je niet weet wat je mist en dat je omgeving in het dagelijks leven met succes wegen inslaat waarvan jij het bestaan niet weet, laat staan de weg in kan vinden. Zo kom je onvermijdelijk op achterstand. De enorme vlucht van de digitalisering van alles en nog wat maakt het leven voor mensen met leesbeperkingen er niet makkelijker op – de afstand wordt alleen maar groter.

Mijn eerste bewuste confrontatie met ‘laaggeletterdheid’ (wat een verschrikkelijk woord is dat trouwens) was tijdens mijn studie. Ik had de mazzel een eigen woonplek te hebben. Een meergezinswoning in een oude woonwijk met veel autochtone bewoners. Aan mijn trap woonde een oudere vrouw, een grijze weduwe, hier en daar zelfs kalend, al durfde ik daar nooit goed naar te kijken. Maar ze was nog zeer bij de tijd, assertief, op het brutale af, maar ik had er verder een beste buuv aan. We dronken koffie of jonge jenever, onverschillig het moment van de dag, deelden innig onze belangstelling voor sport en muziek hoezeer onze opvattingen over beide onderwerpen ook uiteen lagen, en verder paste zij wanneer nodig op mijn spulletjes en ik op de hare.
Een moment dat mijn beeld over haar schokkend verdiepte was toen ze aanbelde en mij een boek overhandigde. ”Hier, voor jou joh, een boek, wat moet ik ermee, jij hebt er toch al meer.” Daar stond ik met een keukenmeidenroman in mijn hand gedrukt. Die week kwam ik er bij haar op terug. Waarom was dat? Dat het genre niet mijn ding was liet ik maar onaangeroerd. Toen kwam het hoge woord eruit. Ze las niet, ze kon het ook niet. Ze had de lagere school heel jong verlaten en was nooit zo aan lezen en schrijven toegekomen. Tijd voor een borrel. En nog een of twee. Eigenlijk was dat niet kunnen lezen en schrijven haar hele leven toch wel een gemis geweest. Haar man werkte in de haven en die bakte er ook niet veel van, maar samen konden ze zich wel redden. Na zijn dood werd het moeilijker. Haar AOW kreeg ze ook niet meer in zo’n bruin papieren zakje, maar dat kwam via de giro, die ze toen nog helemaal niet had. Haar kinderen die zich nauwelijks bewust waren van haar beperking, haalden haar geld op bij het postkantoor en maakten als dat nodig was ook betalingen voor haar over. Met de post ging het net zo, “kind wat moet ik hier nu weer mee”. Vanaf dat moment werd mij zichtbaar hoe handig ze met dat onvermogen altijd was omgegaan, hoe ze lezen en schrijven wist te omzeilen, mensen handig voor haar karretje wist te spannen en hoezeer ze voor haar informatievoorziening afhankelijk was van anderen, de radio en de televisie. Nee, ze liep er niet mee te koop en in haar familie en vriendenkring respecteerde men elkaar zoals men was, ze was niet de enige zonder die taalvaardigheden, het was voor hen geen thema, ze zaten vaak ook in gelijke schuitjes.

Sinds die ontboezeming begon ik ook haar giro’s te schrijven, hielp met haar post van de overheid, van het ziekenhuis, van de huisbaas, ontdekte dat ze haar leven nooit had gestemd, recht had op uitkeringen of toeslagen die ze nog tegoed had, dat haar paspoort reeds jaren was verlopen en zo meer. Ze ging er niet onder gebukt: “jongen, ze doen wel zonder mij, als ze mij m’n gangetje maar laten gaan.”

Ja, zulke mensen bestaan. Toen en nu nog steeds. Voor wie de toegang tot zo veel dat ik althans gewoon vind, geen vanzelfsprekendheid is. 2,5 miljoen mensen in Nederland van 16 jaar en ouder hebben moeite met lezen, schrijven en of rekenen, aldus de Stichting Lezen en Schrijven. Tweeëneenhalf miljoen, da’s 18 procent ofwel één op de zes mensen.
Vandaar ook dat de NOS vanaf deze week is gestart met een dagelijks uit te zenden ‘Journaal in Makkelijke Taal’. Goed initiatief. De kunst is vooral die mensen te bereiken. Voordat je er überhaupt aan kunt denken op een of andere manier hulp te bieden. Dat lijkt me giga belangrijk willen we een verdrietige tweedeling van de samenleving voorkomen: zij die meedoen en zij die steeds verder afhaken, domweg omdat ze het niet kunnen volgen.

Het nieuwe NOS-journaal is een mooi initiatief, maar het lijkt me dat er meer nodig is. Je realiseren dat dit bestaat – nogmaals bij 1 op de 6 personen! – en de inzet op voorlichting, met op weg helpen, en serieuze educatie. In het belang van die minderbegaafde lezers en schrijvers, in het belang van een hele samenleving. Een land als Nederland waardig.

Dit bericht heeft 0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Back To Top